top of page

 

Bizar

 

 

Nog niet zo lang geleden las ik een treffende observatie over de muziekbusiness. Het is een keiharde wereld, vol met oplichters, charlatans, criminelen, nitwits, idioten, profiteurs, blufkonten en opportunisten. Maar: het vak kent helaas ook een negatieve kant.

 

Je bent óf muzikant, óf zakenman. Een geslaagde combinatie van beide komt zelden voor. Bijna iedere band of artiest heeft dus iemand die de zaken voor hem of haar regelt, de zogenaamde manager. Dat zijn vaak aardige, normale, hardwerkende lieden die echt niet de directe intentie hebben hun artistieke clientèle te ruineren. Nu is dat de laatste jaren ook wat moeilijker geworden: er is voor de nieuwkomer al veel informatie beschikbaar via internet of vakbonden, zoals voorgedrukteontracten met uitleg op aanvraag, en ik heb gemerkt dat beginnende muzikanten tegenwoordig toch wat zakelijker ingesteld zijn dan hun oudere, idealistischere en naïevere collega’s die het allemaal nog zelf moesten ontdekken. Er bestaat dan ook geen rockgroep die niet ooit eens flink is getild.

 

Ook wij van Kayak behoorden in het begin tot die categorie van enthousiaste onnozelaars. We waren rond de twintig, al lang blij dat we van school af waren, een platencontract op zak hadden- dat bevond zich overigens wel in de zak van die manager en het document zelf hebben we dan ook nooit meer terug gezien- en blij ook dat we Nederland en wie weet de rest van de wereld mochten bekeren met onze muziek. Van een weloverwogen, doelgerichte carrièrestrategie was geen enkele sprake. Marketing was bij ons nog een absoluut onbekend begrip, en niemand van ons had ook zelfs een maar vaag idee van wat ervoor kwam kijken om je muziek op grote schaal te verspreiden. Daar had je toen in ieder geval nog wel een platenmaatschappij voor nodig, want internet bestond nog niet.

 

Wanneer je dus een plaat ‘mocht’ (!) maken, waren de mogelijkheden om de wereld te veroveren in principe onbeperkt, aangenomen dan dat er wel het een en ander goed ging. Dus niet alleen of je muziek aansloeg of gedraaid werd, maar ook, en vooral, op zakelijk gebied. Dat je er bijvoorbeeld later, na jaren ploeteren en afzien, niet achter komt dat anderen toch meer aan je inspanningen hebben verdiend dan jij zelf, of dat je geld inmiddels is uitgegeven zonder dat je daar erg in had. Sterker nog, dat je aan het eind van het liedje aan de belastingdienst moet gaan uitleggen dat het geld waar je recht op had helemaal niet bij jou is terecht gekomen, dus dat je daar ook geen belasting over zou hoeven te betalen. Dubbel genaaid, heet dat.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bij ons ging het op dat gebied dus niet helemaal goed. We hadden een manager die weliswaar een aantal briljante eigenschappen bezat, maar ook- en zeker later- wat minder aangename kanten ten toon spreidde. Wat hij in ieder geval fenomenaal kon, was het vragen om en krijgen van aandacht. Zijn in die dagen volslagen onorthodoxe manier van onderhandelen en promotie bedrijven wekte niet alleen overal be- en verwondering, maar ook irritatie en natuurlijk afgunst, zoals gebruikelijk in de showbusiness wanneer iemand anders iets voor elkaar krijgt wat jou niet lukt.

 

Wij keken er al lang niet meer van op als hij op maandag verkleed als zigeuner de contractbesprekingen met de platenmaatschappij inging, om die op dinsdag af te ronden als Engelse meneer-met-bolhoed. De dag daarop kon je hem dan weer aantreffen met knal oranje geverfd haar waarin hij ook nog eens een vraagteken had laten scheren, en dat ruim voor de punkperiode. Zo is hij ook eens, omdat hij van mening was dat de platenmaatschappij hem-of ons- niet serieus genoeg nam, te paard de Phonogramkantoren van Wisseloord binnen gereden. De gewenste aandacht had hij natuurlijk meteen. Of ze hem daarna wel serieus namen, betwijfel ik, maar in ieder geval liet hij wel een hoop stront achter, letterlijk en figuurlijk.

 

Verder ben ik er regelmatig getuige van geweest dat hij, bij voorkeur in een chique restaurant tijdens een zakelijk diner na het bestellen van een exclusieve wijn tot algemene hilariteit met veel bombarie zijn broek liet zakken om zo de stemming erin te houden: succes verzekerd. In Rome, waar we ooit eens waren voor de opnames van een Italiaans tv-popprogramma, werd deze actie overigens door onze verbijsterde gastheren en -dames in totaal ongeloof aanschouwd. Heel gek, men schijnt dat daar in restaurants niet te doen. Maar: hij was weer het gesprek van de dag, en daar ging het hem om.

 

Welke methode hij ook gebruikte, je kon er in ieder geval wel van op aan, dat hij tot alles bereid was om het uiterste uit de contracten te halen. En dat deed hij, want hij wist als geen ander hoe hij moest onderhandelen. Charmant, en zeker onvoorspelbaar. We hadden zonder twijfel de meest lucratieve platencontracten uit die tijd. Jammer alleen, dat we daar uiteindelijk als band niet erg van geprofiteerd hebben. Het spel was voor hem namelijk belangrijker dan de knikkers: hij gaf het geld — ons geld dus — dan ook vrolijk net zo hard weer uit als het was binnengekomen. De groepsleden waren zakelijk gezien absolute no-no’s, en geloofden het aanvankelijk allemaal ook wel, zolang er maar gespeeld en verdiend leek te worden. Na een paar jaar begonnen we het toch wat vreemd te vinden dat we nog steeds die eerste ‘investeringen’, in de apparatuur, niet terug hadden verdiend, en ondanks een voor die tijd gigantisch voorschot nog altijd van zo’n 900 tot 1000 gulden per maand moesten zien rond te komen. Goed, dat viel niet iedereen op, omdat we óf partners hadden die wel genoeg verdienden, óf zelf zo vaak onderweg waren dat we er geen last van hadden, maar het zette zelfs ons op een gegeven moment aan het denken.

 

Toen de door iedereen voorspelde grote internationale doorbraak uitbleef, begonnen langzamerhand de problemen. Die heeft hij als geboren manipulator heel lang en met inzet van alle denkbare en ondenkbare middelen aardig weten te maskeren. Ook binnen de groep was hij er immers een meester in, mensen tegen elkaar uit te spelen, zodat er nooit één front tegen hem werd gevormd. Wat ons er uiteindelijk ook van weerhield om de zaak open te breken, was zijn waarschuwing dat de financiële gevolgen wel eens dramatisch voor ons konden uitpakken: er was door zijn chaotische beleid administratief kennelijk zoveel mis, dat we beter door konden blijven gaan en hopen op betere tijden dan volledige openheid van zaken te eisen. Dat we daar destijds nog intrapten ook, geeft wel aan hoe de onderlinge verhoudingen waren. Maar het werd wel steeds duidelijker dat hij het ene gat met het andere vulde, hetgeen pijnlijk duidelijk werd toen wij zelfs bonnetjes van andere bands, van wie hij de zaken tevens ‘behartigde’, gewoon in onze eigen administratie aantroffen. Nou ja, administratie: ik zie nog de schoenendozen met paperassen, die al enige tijd bestemd waren voor de boekhouder, leegwaaien op een winderige parkeerplaats langs de snelweg bij Apeldoorn.

 

Na de onvoorstelbare financiële chaos die overbleef toen Kayak in 1981 uit elkaar ging, werd hij in steeds twijfelachtiger kringen gesignaleerd en heb ik hem eigenlijk zelden meer gezien. Nog wel een keer op een foto in de krant als zelfbenoemd ‘secretaris’ van de Surinaamse rebellenleider Ronnie Brunswijk, met een sigaar in een hangmat in de jungle, en op tv in een uiterst dubieuze aflevering van een programma van Ursul de Geer waarin hij, met als achtergrondmuziek uiteraard fijntjes het onvermijdelijke Ruthless Queen, grijnzend een pistool uit zijn binnenzak toverde. Of het om een echt exemplaar ging weet ik niet, maar het zou me zeker niet verbazen: er waren er genoeg die zijn bloed wel konden drinken. En ik hoefde hem ook niet meer te zien, eerlijk gezegd. Hoewel we natuurlijk een unieke tijd hebben meegemaakt samen, waren de druiven mij achteraf toch te zuur en hing er over al die dolkomische anekdotes van vroeger altijd die schaduw van: leuk, maar het was wel op onze kosten.

 

Een aantal jaren geleden is hij gestorven. Volgens velen is hij ruim honderd geworden, maar dan alleen omdat hij dubbel heeft geleefd. Er is overigens ook een Kayak nummer aan hem gewijd — Edward sprak tijdens een show onlangs in een aankondiging over ‘opgedragen’, maar dat moet ik hierbij toch nuanceren', getiteld ‘You’re so bizarre’. Dat lied schreef ik ruim voordat de echte ellende uitbrak: het handelt nog tamelijk onbevangen over het onbegrepen genie, dat ongetwijfeld in hem heeft gehuisd, en waarvan ik toen de schaduwzijde nog niet inzag. Het zal duidelijk zijn dat die tekst er een paar jaar later toch wel iets anders zou hebben uitgezien. Echt begrepen heb ík Frits in ieder geval nooit. Maar ieder zijn vak: hij speelde weer uiterst beroerd piano.

 

Ton

bottom of page