top of page

Starlight Dancer

 

Als er één Kayak album is dat het predicaat ‘versnipperd’ verdient, is dat Starlight Dancer wel. Waarschijnlijk komt dat door mijn eigen herinneringen aan de opnames, die in ik meen wel zes verschillende studio’s plaatsvonden in drie verschillende landen, uitgesmeerd over een periode van een jaar. Het is een verzameling liedjes die, op een gegeven moment, een heel album konden vulllen.

 

Het was natuurlijk ook even wennen: de voltallige ritmesectie – Pim Koopman en Bert Veldkamp – was zojuist afgehaakt, opgevolgd door een jong, enthousiast en talentvol maar onervaren duo, drummer Charles Schouten en bassist Theo de Jong. Bovendien was Pim ook op het compositorisch/productionele vlak zeer belangrijk geweest, en zijn vertrek liet een soort vacuüm achter, dat ik niet in mijn eentje kon of wilde vullen.

 

Daarom werd er naar een producer gezocht, en gevonden, in de persoon van Jack Lancaster. Oorspronkelijk had de platenmaatschappij of onze manager Robin Lumley benaderd (de broer van Joanna), die kwam praten, maar die uiteindelijk niet beschikbaar bleek. Robin raadde ons, heel collegiaal, zijn maatje Jack Lancaster aan. Ook Engelsman, muzikant (fluit, sax, lyricon) die met mensen als Phil Collins en Robin in een band zat, genaamd Brand X. Hij had verder ooit in Bloodwyn Pig gespeeld en was erg vriendelijk, maar misschien hadden we toch iets langer moeten doorzoeken: wat we nodig hadden was iemand die tegengas gaf en er meer van maakte dan wij zelf konden. Jack gaf ons eigenlijk gewoon altijd maar onze zin.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zoals ik zal schreef, gebruikten we een flink aantal studio’s voor de opnames. Als er weer wat nummers af waren, namen we ze op. En soms mochten we een nieuwe studio uitproberen, en die kans lieten we ons nooit ontnemen. In Nederland waren dat de Wisseloord Studio’s (de zang van Daughter or Son, bijvoorbeeld, was één van de allereerste dingen die daar ooit zijn opgenomen), Soundpush in Blaricum (Daughter or Son, Golddust, May, Sweet Revenge).

In België bezochten we weer de Morgan Studios te Brussel, waar we ook The Last Encore hadden opgenomen (Want you to be Mine, Turn the Tide), en de Londense zusterstudio daarvan, eveneens Morgan Studios geheten.

In Londen namen we ook op in de Trident Studios, een destijds al legendarische studio. Starlight Dancer en Letdown zijn daar bijvoorbeeld gedaan. De vleugel van Starlight Dancer is dezelfde als die waarop Rick Wakeman speelde op het Bowienummer Life on Mars. Dat soort weetjes waren natuurlijk reuze opwindend tijdens de opnames: het idee alleen al dat je op diezelfde toetsen speelde!

 

Tot slot hebben we ook nog opgenomen in de destijds ook spliksplinternieuwe Hilvarenbeekse Relight Studios (Irene, Dead Bird Flies Forever en een andere versie van Want you to be Mine) met onze vroegere, inmiddels overleden technicus Pierre Geofrroy Chateau achter de knoppen. Van niet alle nummers weet ik nog precies waar en met wie ze zijn opgenomen: ik moet er zelf ook de hoes bij nemen en titels en namen combineren.

 

Max Werner was de schrijver van Golddust, zijn eerste eigen liedje op een Kayakalbum. Max was destijds al goede maatjes met wijlen Rick van der Linden (later speelde hij met Johan Slager en Bert Veldkamp nog enige tijd in Ekseption), die hij meteen maar de toetsenpartijen liet inspelen op diens toen indrukwekkende GX-1 synthesizer. Ik vroeg me wel af, waarom eigenlijk: ik speelde immers toch keyboards binnen Kayak, niet Rick. En zo waanzinnig lastig waren die partijen nu ook weer niet. Maar goed, Rick was een aardige man en wij konden het onderling ook prima vinden, dus ik deed daar verder niet moeilijk over. Max drumde het nummer ook gewoon zelf, terwijl Charles Schouten eigenlijk onze drummer was. Nu denk ik dat het hele opnameproces van Golddust eigenlijk een voorproefje was, van wat komen zou.

 

Kort na de release van Starlight Dancer besloot Max namelijk dat hij niet langer de zanger van Kayak wilde zijn, en alleen maar bij de groep zou willen blijven als drummer. Hoe ongelukkig de timing ook was, op zich was dat een te respecteren beslissing. Hij had het nooit echt naar zijn zin gehad als frontman, was eigenlijk tegen wil en dank op die positie terechtgekomen, en een dergelijke rigoureuze aankondiging komt nu eenmaal altijd ongelegen.

 

Omdat de stem van Max echter zo typerend was voor het Kayak van die tijd, wilden we hem niet zomaar laten gaan, en kozen we dus voor de meest voor de hand liggende oplossing: Max ging drummen en bleef hier en daar gezellig als vocalist inzetbaar. Dat betekende dus exit Charles Schouten en daarmee ook Theo de Jong, die er verder op deze manier geen zin meer in had. Het betekende ook de definitieve afzegging van een mogelijke Amerikaanse tournee met de groep Kansas, hoewel de eerlijkheid me gebiedt te zeggen dat ook als Max was aangebleven als zanger, ik betwijfel of het er ooit van zou zijn gekomen.

 

Na enige tijd werd een vervanger gevonden in de persoon van Edward Reekers, en die is, zoals u weet, nog steeds (of beter: weer) vrolijk binnenboord. Vlak nadat Edward officieel was toegetreden tot Kayak besloot de platenmaatschappij het nummer Want You To Be Mine als single uit te brengen. We hebben dit in 1978 nog geplaybackt in een of ander TROS-tv-popprogramma met Edward als debuterende zanger, terwijl die overduidelijk niet op de plaat te horen was.

De keuze was op Want you to be Mine gevallen omdat het nummer in Amerika als single was uitgebracht, en het tot ieders stomme verbazing tot ergens rond nummer 50 bracht in de Billboard Hot One Hundred. Opmerkelijk was daarbij dat Janus de demoversie ervan verkoos boven de uiteindelijke, in Nederland als single verschenen uitvoering. Niet dat we van die top-50 notering aldaar met zijn allen erg rijk zijn geworden trouwens: ergens tussen New York en Schiphol moet er iets zijn misgegaan met het geld.

 

De hoes van Starlight Dancer – althans de originele Nederlandse – is voor mij een dramatisch voorbeeld van hoe het NIET moet. Het feit dat onze manager Frits Hirschland als art director staat vermeld, is al veelzeggend. Hij wist heel goed hoe hij ons geld moest uitgeven, en ook prima hoe er publiciteit te halen viel, maar van een hoes maken had hij echt nul komma nul verstand. We hadden wat groepsfoto’s en portretjes geschoten bij fotograaf Ronnie Herz, en na enkele weken werden we plotseling geconfronteerd met wat knullig knip- en plakwerk dat moest doorgaan voor een platenhoes. Niemand was duidelijk erg blij met het resultaat, maar we belandden weer eens in een situatie waarbij de platenmaatschappij eiste dat de elpee NU uit zou komen, want anders... En dus we gingen maar akkoord. Ik had er persoonlijk nog liever een bruine kartonnen zak omheen gehad, maar daar voelde de platenmaatschappij weer niet zo veel voor.

 

De Amerikaanse versie van het album heeft bij menigeen nogal verwarring opgeleverd, en terecht. Hoe kwam dat zo? Ten eerste vond Janus, ons Amerikaanse label, de hoes onbruikbaar. En daar hadden ze dit keer voor de verandering eens volledig gelijk in. Bij gebrek aan een alternatief kozen zij daarom heel verrassend voor de hoes die gebruikt was voor de vorige LP, The Last Encore. TLE was in de VS nooit uitgebracht, dus wat dat betreft was er geen probleem.

Vervolgens bleek dat onze Amerikaanse vrienden ook wat moeite hadden met de inhoud van het album als geheel, en dus werd meteen ook maar een combinatie gemaakt van de nummers van beide albums. Omdat Pim zojuist de band had verlaten, sneuvelden derhalve de meeste van zijn composities. Die willekeur van liedjes verscheen dus onder de titel Starlight Dancer als elpee in de VS.

 

Ondanks de instabiliteit van de band toen en het versnipperde opnameproces heeft het album in ieder geval een klassieker opgeleverd in de vorm van het titelnummer, dat ik voor het grootste deel schreef in Engeland tijdens onze tournee aldaar met Jan Akkerman in 1977. Ook staan veel nummers van deze elpee nog steeds op het wat recentere live-repertoire: Daughter or Son en Want you to be mine in Kayakoustic, Irene en Where De We Go From Here tijdens de jubileumtour van afgelopen jaar, en niet te vergeten Sweet Revenge, dat we sinds 2000 ook regelmatig nog hebben gespeeld.

 

Al met al bleek Starlight Dancer achteraf toch een soort tussen-album, in een wiebelige overgangsfase naar de ongelooflijk succesvolle periode die ons een jaar later volslagen onverwacht zou overkomen met Phantom of the Night, dat platina zou worden, met de eindelijk echte hitsingle Ruthless Queen, het nummer waartoe onze gehele carriere voor de buitenwereld zo langzamerhand gereduceerd lijkt. Over die periode een andere keer.

 

Ton

bottom of page