Up and down we go
Het seizoen 1974/’75 bracht belangrijke veranderingen voor Kayak. Niet alleen was er de eerste personeelswisseling – bassist Cees van Leeuwen had plaatsgemaakt voor Bert Veldkamp – tevens werd duideljk dat bij sommigen het rotsvaste vertrouwen dat Kayak wel ‘eventjes’ de wereld zou gaan veroveren, tekenen begon te vertonen die in Amerikaanse juryrechtzaken onder de noemer ‘gerede twijfel’ vallen.
Toch, als je de kranten en bladen uit die tijd moest geloven, was Kayak zó wereldberoemd en zó vaak op wereldtournee dat men zich terecht zou kunnen afvragen waar we de tijd vandaan haalden om te ademen. Voortdurend waren we in het nieuws, zelfs als er absoluut niets te melden was. De aangeboren, ziekelijke schreeuw om aandacht van manager Frits H. kwam nu toch maar mooi van pas! Druk met van alles dus, maar buitenlandse tournees? Welnee, zelfs niet iets wat daarop leek.
Nadat we met zichtbaar gemak de altijd lastige locaties Spierdijk, Langweer en Hippolytushoef hadden platgespeeld, en zowaar beide overgebleven bezoekers tot ritmisch handgeklap hadden weten te brengen, was de rest van de wereld natuurlijk een eitje, een klusje tussendoor dat we met twee vingers in de neus wel even zouden klaren.
Terug op aarde...
Natuurlijk, we hadden een mooie start gemaakt met twee opvallende singles en het redelijk goed ontvangen album ‘See see the sun’, maar van ‘Kayak II’ was maar één hit(je) gekomen, ‘Wintertime’. Jammer, we hadden juist zo’n puik album afgeleverd! De verkopen lagen in dezelfde orde van grootte, namelijk eigenlijk te weinig.
De Grote Doorbraak was nog ver weg.
Die destijds zo vaak genoemde ‘belangstelling uit het buitenland’ was er trouwens wel degelijk, en voor zowel Kayak als de platenmaatschappij van het grootste belang, maar verder dan wat laag overvliegende platenmensen uit Londen (van moedermaatschappij EMI) en een paar enthousiastelingen van het Britse commerciële radiostation Capital Radio was het nooit gekomen. Maar opgeven? Nooit!
Toen ‘Kayak II’ ten doop werd gehouden met het concert in de Speeldoos in Zaandam werden voor één dag alle belangrijke Londense EMI-kopstukken geïmporteerd en verscheen Kayak op het podium in speciaal ontworpen, peperduur Blauw. Allemaal verschillende kostuums, als het maar blauw was.
Max was omgetoverd tot kerstboom, met z’n lichtjespak, en omwille van de broodnodige luchtigheid die een drummer graag wil, werd ik een soort elfjeshemd gegoten, met daarop een miljoen gezellig blinkende, maar – nogal ongelukkig – met lusjes vastgezette pailletjes. Die hadden de onhebbelijke eigenschap aan alles te blijven haken, zodat een ieder die zich te dicht in m’n buurt begaf, het risico liep voor langere tijd aan me vast te zitten. Alleen met brute kracht was dit te verhelpen, zodat ik maandenlang als een soort Klein Duimpje overal sporen van losgetrokken pailletjes heb achtergelaten.
Het enige effect dat dit preken voor eigen parochie heeft gehad, was dat EMI Londen uiteindelijk overgehaald kon worden om in vredesnaam dan maar iets van Kayak uit te brengen in Groot-Brittannië. De single ‘Wintertime’, meer niet. Op Capital Radio is-ie nog tot een soort alarmschijf gebombardeerd, zonder dat dat iets heeft geholpen, overigens.
Het bijbehorende album werd, voor zover mij bekend, dus niet eens uitgebracht op de Britse eilanden, om van Amerika nog maar te zwijgen.
Het vertrouwen in Kayak kwam dus aardig onder druk te staan. Onvermijdelijk dienen veranderingen zich dan aan: het gevoel van ‘het kan allemaal niet op’ dat overheerste bij de eerste twee albums – we gingen er zelf bijna in geloven – was al grotendeels weg voor we aan de opnames van ‘Royal Bed Bouncer’ begonnen. Plotseling bevonden we ons in een heel andere sfeer: het moet allemaal anders. Achteraf wel begrijpelijk, want goed beschouwd was het gewoon niet gelukt om die lang verwachte – en financieel broodnodige – doorbraak te forceren.
Voor ‘Bouncer’ werd er een stap terug gedaan door de basisbanden niet op te nemen in EMI’s studio 1, de grote luxe studio, inmiddels 24 sporen, waar we tot dan toe altijd hadden opgenomen, maar in studio 2, ‘slechts’ 16 sporen en veel kleiner. Deze maatregel heette bedoeld te zijn om een hechte, bijna knusse sfeer te creëren, afgeschermd van het opgeklopte gedoe. Kayak sloot zich letterlijk een paar weken op in het benauwde hokje. Een briljante cartoon (getekend door Ton) op de studiodeur maakte bovendien duidelijk dat ‘buitenstaanders’ niet welkom waren. Daarmee werden bijvoorbeeld medewerkers van de platenmaatschappij bedoeld. We hadden wel lef, hè? Als je nagaat dat zij de opnames mochten betalen...
Of het door die afzondering kwam is niet bewezen, maar een feit was dat de basispartijen (piano, bas en drums) werkelijk van de band af spátten. De positieve bijwerking van een maatregel die – achteraf bezien – natuurlijk gewoon het dichtdraaien van de geldkraan bij EMI was.
Het materiaal, deze keer bijna geheel van Ton, (ondergetekende had last van wat men tegenwoordig in goed Nederlands ‘writer’s block’ noemt) was van tevoren goed gerepeteerd. Ik was me, waarschijnlijk ook in het kader van ‘het moet allemaal anders’ bewust gaan toeleggen op wat een simpeler, maar effectieve en krachtige manier van spelen, en dat was precies wat onze nieuwe bassist Bert Veldkamp ook ambieerde. Door deze benadering kreeg de muziek meer ruimte om te ‘ademen’. Het was al druk genoeg met alle zang, karrevrachten gitaren en kuddes keyboards.
Ook producer Gerrit-Jan Leenders had wel enig idee over hoe het roer ‘om’ moest en kwam met een duidelijke visie op de vernieuwing van onze ‘sound’ (toe maar... Engels!). Het mooie, maar nogal brave geluid van Kayak II moest wijken voor een compactere, ruigere benadering. Kayak ging daarin gewillig mee, omdat we maar al te goed beseften dat er iets moest gebeuren om verder te komen. Bovendien waren (en zijn) we niet vies van een experimentje. Er werd vrolijk misbruik gemaakt van zogenaamde ‘limiters’ en ‘compressors’. Om niet al te zeer in technische details te treden, komt het erop neer dat het geluid door deze apparaten kunstmatig in volume begrensd wordt, terwijl het eigenlijk harder wil. Zachte passages (en de ruis) daarentegen worden automatisch in volume opgetrokken. Daardoor klinkt de plaat alsof-ie voortdurend tegen het kookpunt aanzit, het pompt, het duwt, wat een bepaalde spanning in het geluid geeft. Op zich was ‘t echt geen nieuwe techniek, je moet het alleen wel durven! En zeker om het zo te overdrijven...
We woonden destijds bijna allemaal in ’t Gooi, en de studio was in Heemstede. Geen afstand om van wakker te liggen, behalve als je ’m een paar weken lang iedere nacht moet rijden na 18 uur intensief werken in een opnamestudio, en de volgende ochtend vroeg – nou ja, een paar uur later – weer terug. Ondanks de bezuinigingen werd Kayak tijdens de opnames gehuisvest in een appartement in Zandvoort, op niet meer dan een paar kilometer van de studio.
Een dag voor we aan de opnames begonnen, kwam het hele circus samen in de studio. De roadies bleken maar ál te bereid (laat ik zeggen: ze schenen haast te hebben en waren verdacht jolig) om onze koffers alvast naar het appartement te brengen.
Nu had Kayak nooit te klagen gehad over de werklust van die jongens, maar deze buitensporige gedienstigheid wekte argwaan, en we besloten onze tijdelijke behuizing die avond uiterst omzichtig te betreden.
Dat bleek nodig.
De roadies leken hun salaris in z’n geheel te hebben geïnvesteerd in een feestartikelenwinkel, omdat vrijwel alles wat we in het appartement aanraakten ontplofte of steekvlammen veroorzaakte. Bij iedere deur die we openden werden we getrakteerd op een knal en/of vallende emmers water. Ook de matrassen waren aan de onderkant van hele kluwens knaltouwtjes voorzien, de titel van het komende album indachtig, zullen we maar zeggen.
En het album?
Nou, het had zeker ‘iets’, eerlijk is eerlijk. Er zat veel lef en energie in, en er stonden stukken op die tegenwoordig terecht tot onze ‘klassiekers’ gerekend mogen worden. ‘If this is your welcome’, ‘Life of Gold’ en ‘Chance for a lifetime’ behoorden al gauw tot de favorieten.
Deze laatste werd, in aangepaste vorm, de verrassende nieuwe single. Behalve dat-ie werd ingekort, werd aan de mix op nogal botte wijze een gitaar toegevoegd, op de al bestaande partij. Voor de technische jongens onder ons: de masterband van de mixen was die dag helaas onvindbaar, dus werd noodgedwongen gebruik gemaakt van een 19cm/s kopietje van, ik meen, Johan, dat hij toevallig bij zich had. Dat de geluidskwaliteit daarmee enig geweld werd aangedaan namen we voor lief. We hebben er tot op heden geen boze brieven over gekregen.
Kayak oogstte aardig wat lof met ‘Bouncer’, omdat dit album duidelijk maakte dat we uitgegroeid waren tot een band met een geheel eigen gezicht.‘Chance for a lifetime’ werd ook nog eens een hit(je), waardoor we in elk geval aardig in de belangstelling wisten te blijven. De verkopen van het album waren echter nauwelijks hoger dan die van de twee voorgangers.
‘Royal Bed Bouncer’ was bedoeld als Kayak’s Definitieve Breekijzer, maar binnen een jaar bleek dat de enige breuk die we ermee hadden veroorzaakt, ons platencontract betrof.
Het zou het laatste album zijn dat we voor EMI/Bovema maakten.
Pim